De Gele gracht was een grachtdeel aan de zuidzijde van de vestingwerken. De vestingstad werd omgeven door een dubbele gracht. Deze eerste gracht werd tegelijk met de stadsmuur rond 1380 aangelegd als z.g. ‘natte’ gracht. In de jaren 80 van de veertiende eeuw werd een tweede gracht aangelegd. De binnenste gracht (de oude gracht) werd in 1424 aangeduid als ‘middelgrave’, in 1427 als ‘middelsten grave’ en in 1487 als ‘bynnensten grave’.
De grachten werden gevoed door de beken die vanuit de bantuin via de stad uitliepen in de Maas. Om de hoge waterstand in de grachten op peil te houden, werden sluizen gebouwd en soms beken verlegd.
De Gele gracht dankt haar naam waarschijnlijk aan de gele zandkleur die de voedende beken met zich meedroegen de gracht in. Via de Houtmolenbeek werd het water via de Cedronsbeek in de gracht geleid. Van daaruit liep het water verder richting de Maas.